Het was tijdens de tachtigjarige oorlog. En hij was 71 jaar toen het gebeurde. Ik heb het over Johan van Oldenbarnevelt, raadspensionaris van de Staten van Holland in de tijd van prins Maurits, die bepaald geen vriend van hem was. De dichter Joost van den Vondel heeft er een historisch gedicht over gemaakt, hoe die oude man, leunend op een eenvoudige stok, het schavot beklom, voor de Ridderzaal in den Haag, om daar voor het oog van alle nieuwsgierigen onthoofd te worden. 'Maak het kort' moet hij gezegd hebben. Het gedicht dat die gebeurtenis beschrijft draagt de naam: 't Stokske. Vandaar het opschrift boven dit verhaal.
Ik kom zo weer bij die stok terug, maar eerst het verhaal van een oude vrouw, die zo invalide werd, dat ze alleen nog aan tafel kon zitten en in bed kon liggen. Dan denk je toch, dat haar leven zo ongeveer voorbij is. Maar ze gaf niet op en bedacht iets waarmee ze jaren lang veel mensen gelukkig heeft gemaakt.
Ze ging, één keer per maand, een brief schrijven aan een bekende Nederlander. Niet zomaar iemand, maar iemand die onder vuur lag. Ze zou nu zeker Ali B geschreven hebben. Niet om ongezouten haar mening te geven, maar om te informeren hoe het was, om zoveel kritiek te krijgen. Ze heeft destijds bijvoorbeeld professor Kuitert geschreven, toen hij half Nederland over zich heen kreeg en zich voor de synode moest verantwoorden . “Slaapt u eigenlijk nog wel? Hoe gaat het eigenlijk met uw vrouw? Want die zal ook niet blij zijn met wat er allemaal over u wordt gezeg”'. Ze kreeg een brief terug van ik weet niet hoeveel kantjes. “Wat lief van u, dat u wilt weten hoe het met mij gaat. Wat een verademing na alles wat ik momenteel te verduren heb”.
Haar handicap was aanleiding voor misschien wel de meest vruchtbare periode van haar leven. “Kijk, dat is wat ik nog kan doen, op mijn twee vierkante meter. Dan ben je toch nog ergens tot een zegen”. Een mens moet niet te gauw denken dat God hem niet meer nodig heeft.
Zo hadden we in een van onze vorige woonplaatsen een organist, die door iedereen bewonderd werd om zijn spel. Hij kon werkelijk alles op een orgel. Hij speelde onder de collecte zelfs psalmen in negro-spiritual stijl, zodat de halve kerk mee zat te swingen. Werkelijk kostelijk.
Alleen: het orgel stond voor in de kerk, naast de preekstoel. En als hij speelde, zag je dat hij steeds een merkwaardige beweging maakte. Alsof hij een slag in zijn rug had. Waar kwam dat van? Wat bleek? Hij had één duim die nog maar één kootje had. Een bedrijfsongeval. En juist die duim stelde hem voor de keus: of opgeven, of er helemaal voor gaan. En hij had voor het laatste gekozen. Zodat iedereen, jong en oud, al genoot als ze hem op de orgelbank zagen zitten. Zulke mensen zijn er. Gelukkig wel. Misschien bent u er wel een.
Pas kwam ik nóg zo iemand tegen. En ik vind het te mooi om u dat te onthouden. Weet u, veel oudere mensen hebben moeite met het moment waarop ze een rollator nodig hebben. Of een stok. Ik kan me dat goed voorstellen, want zoiets is als regel onomkeerbaar. Een zichtbaar teken dat je ouder wordt. Nog liever een keer vallen of nog liever thuis blijven, dan dat iedereen kan zien dat het lopen niet zo goed meer gaat. 'Wees blij dat die hulpmiddelen er zijn. Wat kan het u schelen wat de mensen er van zeggen?' zeg je dan. Maar het is toch anders als je zelf aan de beurt bent en voor het eerst met een stok de weg op moet.
Daar hebt u dat 'Stokske'. Pas kwam ik bij iemand die ook aan de stok is. Maar die daar niet mee zit. Sterker nog, hij had van de nood een deugd gemaakt en had die stok met eindeloos geduld en veel houtsnijwerk tot een kunstwerkje gemaakt. Echt iets om trots op te wezen. Om aan anderen te laten zien. 'Wat mooi. Wat knap. Wat leuk dat u dat doet'.
Nou kan niet iedereen orgelspelen of houtsnijden. Maar dat hoeft ook niet. Misschien kunt u, als het zover is, ook iets bedenken waarmee u van de nood een deugd kunt maken. Gewoon voor uw eigen plezier. Of om toch iets voor een ander te kunnen betekenen. Al is het maar iets kleins. U zult zien hoeveel voldoening zoiets geeft.